Vetten

Vetten zijn een belangrijke energiebron voor het lichaam. Ze bevatten immers vetzuren die erg belangrijk zijn voor de lichaamsfuncties.

Vetten zijn brandstoffen voor het lichaam en zijn nodig om celmembranen mee op te bouwen. Die celmembranen kunnen bestaan uit zenuwweefsel, spier- of bloedcellen. Vetten zijn dus absoluut nodig in onze voeding, maar je moet er wel een goed evenwicht in zien te vinden. Ongeveer 30% van onze dagelijkse voeding zou uit vetten moeten bestaan.

Vetten bestaan voor het grootste deel uit triglyceriden. Dat zijn esters (organische verbindingen) van glycerol en drie vetzuren.

Onverzadigde en verzadigde vetten

Vetten kunnen ruwweg worden ingedeeld in twee groepen: verzadigde en onverzadigde vetten.

Verzadigde vetzuren: deze zijn meestal van dierlijke oorsprong en terug te vinden in vlees, boter, zuivel en gehard plantaardig vet.

Onverzadigde vetzuren: deze zijn meestal van plantaardige oorsprong (vis is de uitzondering) en terug te vinden in: vis, noten, oliën (olijfolie, maïsolie…), margarines en minarines.

Goede en slechte vetten

Verzadigde vetten worden over het algemeen gezien als ‘slechte vetten’, onverzadigde vetten als ‘goede vetten’. In alle etenswaren zitten zowel verzadigde als onverzadigde vetten, maar meestal heeft een van de twee wel de bovenhand. Verzadigde vetten hebben een nadelig effect op het gehalte aan slechte cholesterol in het bloed en verhogen zo de kans op hart- en vaatziekten. Onverzadigde vetten daarentegen zullen het cholesterolgehalte juist verlagen. 

Transvetten zijn een derde groep vetten, die zelfs nog schadelijker zijn dan verzadigde vetten. Transvetten zijn vetten die in de natuur normaal niet voorkomen. Het zijn onverzadigde vetten die gehard zijn en ontstaan zijn uit een of andere bewerking.