Symptomen van het syndroom van Down

Het syndroom van Down kan de persoon op verschillende manieren aantasten. Het meest opvallende is het fysieke voorkomen, met verschillende fysische eigenschappen zoals:

  • Ogen die naar boven hellen
  • Kleine oren
  • Een vlak achterhoofd
  • Een kleine mond
  • Een opvallende tong
  • Een vlakke neusbrug
  • Witte vlekjes op de iris (deze aandoening is ook gekend als ‘Brushfield spots’)
  • Korte vingers
  • Brede handen met slechts 1 plooi in de handpalm
  • Een laag geboortegewicht
  • Een verticale huidplooi tussen het ooglid en de binnenste ooghoek
  • Een lossere huid in de nek

Deze fysische eigenschappen verschillen van persoon tot persoon. Sommige personen met het Downsyndroom hebben bepaalde eigenschappen meer uitgesproken dan andere.

Leermoeilijkheden

Alle kinderen met het syndroom van Down hebben leermoeilijkheden. De ernst hiervan is ook afhankelijk van persoon tot persoon. Sommigen hebben meer leermoeilijkheden dan anderen.

Een IQ-test die de intelligentie meet toonde aan dat kinderen met het syndroom een lager IQ hebben. Normale mensen hebben een IQ van 100, kinderen met het syndroom van Down hebben een IQ van tussen 25 en 80. Gemiddeld hebben ze een IQ van 50.

Leermoeilijkheden worden veroorzaakt door:

  • Geheugenproblemen, zowel in het lange als korte termijngeheugen
  • Concentratieproblemen: kinderen met het syndroom van Down kunnen zich moeilijker en minder lang concentreren dan kinderen zonder het syndroom
  • Moeilijkheden met probleemoplossend denken
  • Moeilijkheden om de consequenties van hun daden in te zien

Tragere ontwikkeling

Kinderen met het syndroom van Down hebben zowel een tragere fysische als mentale ontwikkeling.

Fysisch zijn ze kleiner dan gewone kinderen van dezelfde leeftijd. Volwassen mensen met het syndroom van Down zijn gemiddeld ook kleiner. Mannen worden gemiddeld 158 cm groot, vrouwen slechts 140 cm.

De mentale ontwikkeling verloopt ook trager. Kinderen met het Downsyndroom leren trager kruipen, lopen, spreken en lezen dan andere kinderen. Ook sociale interactie is moeilijker voor hen om aan te leren.

De meeste kinderen met het syndroom van Down kunnen deze mentale en sociale vaardigheden wel probleemloos aanleren. Ze hebben gewoon er meer tijd voor, aangezien ze trager leren dan anderen zonder het syndroom.