Borstvoeding: hoe te werk gaan?
Veel moeders die borstvoeding geven aan hun kinderen vinden dit vanzelfsprekend. Anderen zijn echter bezorgd, of onzeker. Ze stellen zich vragen als «doe ik het wel goed?», of «eet hij/zij genoeg?». Deze bezorgdheid is volkomen normaal, je bent immers begaan met het welzijn van je kind. Hieronder geven we enkele praktische tips.
Het aanleggen van de baby aan de borst
Wanneer je jezelf en je kind in positie brengt om borstvoeding te geven, zijn er enkele dingen waar je op moet letten. Zorg er ten eerste voor dat je comfortabel zit, met gestrekte rug. Ook de baby moet gemakkelijk liggen, dicht bij de moeder en zeker niet gewrongen of gedraaid. Breng daarna de baby naar de borst. Dit werkt beter dan de borst naar de baby te duwen. Let op dat je borst de neus van je kind niet blokkeert en dat zijn of haar ademhaling niet gestoord wordt. Vervolgens breng je de kin en onderkaak van de baby eerst naar de borst en laat je hem of haar de mond openen. Dit kan je doen door de baby’s mond zachtjes over de tepel te wrijven, of door het mondje zachtjes te strelen met je vinger. Het is belangrijk dat het kind uit eigen beweging wil drinken.
Hoe kan ik zien of ik het goed doe?
Een goede voedingspositie is erg belangrijk. Zo verzeker je een vlotte melkstroom naar het kind en vermijd je pijnlijke of gekloofde tepels. Bij een goede voedingspositie raakt de kin van de baby de borst en is zijn of haar onderlip naar achter gekruld. De mond van de baby staat wijd open en hij of zij maakt lange, diepe zuigbewegingen. Let er ook op dat de baby niet enkel de tepel, maar ook de tepelhof in de mond neemt. De moedermelk komt immers vrij via massage van de tepelhof.
Hoe vaak en hoeveel geef ik best borstvoeding?
Een pasgeboren kind krijgt om de twee à drie uur honger. Eens de melkproductie stijgt, moeten zij minder frequent gevoed worden. Dit kan weer veranderen wanneer het kind groeispurten doormaakt. Deze komen voor op de leeftijd van twee weken, zes weken, drie maanden en zes maanden. Maar je mag niet vergeten dat elk kind anders is.
Het lichaam van de moeder stelt zich af op het voedingspatroon van het kind: hoe vaker het kind eet, hoe meer melk de moeder aanmaakt. Probeer je baby altijd te voeden wanneer je denkt dat hij of zij honger heeft. Let er ook op dat je beide borsten even regelmatig aan je kind aanbiedt. Een goede regel is bijvoorbeeld om bij elke voedingsbeurt met een andere borst te beginnen.