Borstvoeding
Borstvoeding is de meest natuurlijke manier om je baby te voeden. Sommige jonge moeders vinden het een evidentie, maar anderen blijven soms zitten met vragen en twijfels. Hoe zit dat voedingsproces in elkaar en hoe begin je eraan? Hier lees je er meer over.
Wanneer mag je beginnen met borstvoeding?
Hoe vroeger, hoe liever... men raadt aan om zo snel mogelijk na de geboorte te proberen om je baby voor de eerste maal aan de borst te leggen. Dit geldt ook voor een geboorte na keizersnede. Zuigelingen zijn de eerste uren na de geboorte erg alert en daar moet je van profiteren. In het begin zal de borst slechts zeer kleine hoeveelheden vloeistof vrijgeven. Dit is geen reden om ongerust te zijn: de maag van de pasgeboren baby is nog zeer klein en zal snel groeien.
Hoe zit het voedingsproces in elkaar?
Eigenlijk is het een kwestie van vraag en aanbod: het lichaam van de moeder volgt het voedingspatroon van de zuigeling. Hoe meer het kind drinkt, hoe meer melk er wordt aangemaakt. In het begin van het borstvoedingsproces vinden we drie fasen terug, waarbij de vloeistof die de borst afscheidt zich geleidelijk ontwikkelt, van het zogenaamde colostrum over overgangsmelk tot volwaardige moedermelk.
1. Colostrum
De eerste drie à vier dagen na de geboorte maakt het lichaam van de moeder in de borst colostrum (of biestmelk) aan. Dit is een dikke, geelachtige vloeistof die veel belangrijke voedingsstoffen en immunoglobines bevat. Zoals je hierboven al kon lezen, scheidt de borst slechts in kleine hoeveelheden colostrum af. Hier staat wel tegenover dat de baby in de eerste dagen zeer frequent drinkt.
2. Overgangsmelk
In een tweede fase produceert de borst een vloeistof die het midden houdt tussen colostrum en volwaardige moedermelk. Deze fase duurt ongeveer een week, soms een paar dagen langer. Vanaf deze periode voelt de borst zwaarder en voller aan. Overgangsmelk bevat minder proteïnen, maar meer lactose, vitaminen en vetten.
3. Volwaardige moedermelk
Na de overgangsmelk volgt dan de echte moedermelk. Deze bestaat uit twee vloeistoffen: voormelk en achtermelk. Wanneer een moeder haar kind aan de borst legt, komt er altijd eerst voormelk vrij. Deze vloeistof is dun en waterig, ze bevat lactose en is vooral dorstlessend. Nadat de baby een tijdje gedronken heeft, volgt dan de achtermelk. Die is dikker, romiger en bevat de vetten die de baby nodig heeft. Het is dus erg belangrijk dat je als moeder wacht tot de baby klaar is met één borst, voor je de andere aanreikt. Zo ben je er zeker van dat je je kind zowel voormelk als achtermelk te drinken geeft. Bij de volgende drinkbeurt bied je dan eerst de laatste borst aan.