Zonnepanelen

Zonnepanelen of ‘fotovoltaïsche systemen’ zetten zonlicht om in elektriciteit. Zowel direct als indirect (diffuus) licht levert bruikbare energie. Hoe dit in zijn werk gaat, lees je hieronder.

Hoe werken zonnepanelen?

Zonnepanelen bestaan uit een groot aantal zonnecellen die op panelen bevestigd zijn. Zo’n zonnecel is een rond of vierkant plaatje dat uit silicium gemaakt wordt. Op deze plaatjes lopen een aantal metalen contactstroken, om de elektriciteit in de juiste en zelfde richting te sturen. Dit wordt het ‘voorcontact’ genoemd. Wanneer hier zonlicht op valt, komen er paren positieve en negatieve ionen vrij, die allemaal in dezelfde richting over de contactstroken bewegen. Die beweging is de elektrische stroom die door de zonnecel loopt. Het plaatje silicium scheidt de positieve van de negatieve ionen. Als de minkant met de pluskant verbonden wordt, ontstaat de elektrische stroom.

Hoe ziet de installatie eruit?

De zonnepanelen worden met een montagesysteem op het dak bevestigd, de bekabeling wordt geïnstalleerd en een omvormer wordt geplaatst. Een omvormer zet de gelijkspanning om in wisselspanning en is als het ware de schakel tussen het zonnepaneel en het stroomnet. Daarnaast is een groenestroommeter (of productiemeter) een cruciaal element van het fotovoltaïsche systeem. Hiermee wordt de elektriciteit die de zonnepanelen opwekken, gemeten.

Het gebruik van zonnepanelen

Nu kan je de opgewekte elektriciteit zelf verbruiken. Het kan zijn dat je meer elektriciteit opwekt dan je zelf nodig hebt. Dat geldt vooral tijdens de zomermaanden, wanneer er tien keer zoveel zonlicht is als tijdens de wintermaanden, maar je tegelijk veel minder elektriciteit nodig hebt dan tijdens die koude maanden. Als je dus overtollige stroom hebt, wordt deze naar het openbare stroomnet geleid. Kom je tekort, schakel je opnieuw over naar netstroom. De facturatiemeter of injectiemeter telt niet enkel hoeveel stroom je verbruikt. Deze houdt ook de overtollige elektriciteit en maakt als het ware een balans op.